Alsof ze hier met me mee hadden zitten lezen, kregen we vrijdagavond bij het late diner een grote schaal vol met salade. Yes, groente! Daarna nog wat van dezelfde spaghetti als vanmiddag, maar dan met wat vis erdoor en ten slotte nog wat fruit. Dat zijn de fijne maaltijden, maar daar is het dan ook weekend voor. We gingen na het eten al vrij snel slapen, want de volgende dag stond Foumban dus op de planning. We spraken af om om 9 uur te ontbijten en om 10 uur te vertrekken. We sliepen lekker uit en om 9 uur stond netjes het ontbijt voor ons klaar. Lisa heeft ondertussen zo’n genoeg van de omeletten dat ze heeft gevraagd of ze die niet meer voor haar willen maken. Ik blijf ze maar wel gewoon lekker eten, want anders moet ik droog brood of brood met nutella eten, dan heb ik toch liever een omeletje.
Helaas hadden Riki en Alex nog een afspraak en moesten we toch wat langer wachten tot we zouden vertrekken, ze zeiden dat ze om 11 uur terug zouden zijn, maar dat werd uiteindelijk 12 uur. Ach ja, dat krijg je in Afrika. We hebben wat zitten lezen en hebben ons prima vermaakt. Rond één uur kwamen we aan in Foumban en reden we direct naar het paleis van de koning van Bamoun. We bekeken eerst het paleis van de buitenkant en toen we weer aan de voorkant van het paleis kwamen zat de koning op zijn troon voor het paleis. We moesten vlak langs hem lopen om het paleis in te gaan en toen zwaaide hij naar ons. Ik voelde me wel even vereerd haha. We liepen via allerlei kamers naar de bovenste verdieping van het paleis, waar het museum zich bevond.
Even later kwam er een gids die redelijk goed Engels sprak en ons vertelde over de geschiedenis van het paleis en het koninkrijk. De koning die nu op de troon zit is de 19e koning. De 17e koning had dit paleis gebouwd, of beter gezegd herbouwd. Het ‘nieuwe’ paleis bestaat dan ook nog niet zo heel lang. Het grappige verhaal achter deze koning is dat hij eerst moslim werd, omdat hij dacht dat je daar machtig van werd. Toen hij erachter kwam dat de christenen eigenlijk ook wel heel machtig waren, wilde hij toch christen worden. Helaas had hij 681 vrouwen, wat niet helemaal in het plaatje van dit geloof paste. Daarom besloot hij een nieuw geloof op te zetten: een mix van de islam en het christendom. Dat geeft wel een beetje aan hoe mensen van verschillende geloven in dit land met elkaar omgaan. Het kan hier ook gewoon voorkomen dat mensen uit dezelfde familie een ander geloof hebben.
We maakte een rondje door het ‘levende museum’, wat wil zeggen dat bepaalde onderdelen uit het museum nog gebruikt worden. Eén keer in de twee jaar is er bijvoorbeeld een groot festival bij het paleis (helaas is het dit jaar in november, dan zijn wij er niet meer). Er worden dan grote maskers en tooien op het hoofd gedragen, er worden lopers uitgelegd, allemaal voorwerpen die al jaren in gebruik zijn. Erg leuk om te zien. Ook lagen er nog veel geschriften, de 17e koning had ook zijn eigen alfabet opgezet: het Bamoun. Dat is dus het lokale taaltje hier dat bijna alle Afrikanen spreken. Er is geen pap van te maken, wij dachten dat het gewoon een beetje een verbasterd taaltje was, maar er wordt dus blijkbaar ook echt in die taal geschreven. Weer wat geleerd. Er hing nog een leuk Nederlands krantenartikel, het was te lang om helemaal te lezen, de gids stond op ons te wachten, maar het was heel erg herkenbaar en was geschreven vanuit een Nederlandse man die een gesprek wilde voeren met de koning. Het stuk heette ‘een sultanaat in Kameroen’ en was geschreven door Herbert Paulzen. Ik heb het helaas nog niet terug kunnen vinden op internet. Mocht iemand goed zijn met dat soort dingen zoeken, ik zou het graag eens helemaal willen lezen, dus laat het me weten!
Na ons bezoek aan het museum kwamen we bij de museumshop, waar we een klein souvenirtje voor onszelf meenamen: een gouden sleutelhanger in de vorm van een arachide. Er lagen ook allerlei wapens van het rijk en het paleis, maar dat zou ons veel minder doen herinneren aan onze reis dan de pinda die we hier bijna dagelijks naar binnen werken haha. Verder kochten we een leuk klein armbandje. Beide voor een prijsje waar je omgerekend in Europa nog geen half souvenirtje voor koopt. Vervolgens liepen we richting de markt, waar we wat ons betreft veel te snel overheen raceten. We werden naar de plek gebracht waar de maskers en dingen als onze arachids werden gesmeden. Er werd uitgelegd hoe ze dit deden, en zo te zien kostte dat heel veel tijdrovend werk: eerst een mal maken, bakken, volgieten, afkoelen, mal er voorzichtig weer afhalen.. je kent het wel, het echte ambachtswerk.
Ondertussen was het drie uur geweest en na alleen het ontbijt en een banaantje (dat we bij het ontbijt hadden meegepikt) kregen we toch echt wel honger, dus gingen we even langs de boulangerie. Daar kregen we per persoon een huge brood/cake met chocola erop en een liter fles cola. Ik kreeg nog niet eens de helft van het brood op, omdat het nogal droog was, en veel chocoladesmaak zat er ook niet echt aan. En Lisa en ik dronken samen de helft van een fles cola leeg. Uh, tja.. ik had wel trek, maar niet zóveel trek. Alex wilde ons daarna nog Foumban van boven laten zien vanuit de minaret (toren) van de moskee van Foumban, maar helaas was het net tijd voor moslims om te gaan bidden, waardoor we een uur zouden moeten wachten. Helaas pindakaas, dan geen uitzicht over Foumban.
We liepen weer richting de auto en reden richting huis, terwijl we onderweg wat tussenstops maakten. Er moesten kolen gekocht worden, er moesten twee vrienden worden opgepikt, vervolgens moesten we nog een keertje stoppen om de banden van de auto op te laten pompen en ook werd de achterbak volgegooid met stapels hout. Het plan was om door te rijden naar Baïgom, waar Patty tegen die tijd terug zou zijn uit Yaoundé, omdat ze daar haar ouders en vriend had opgehaald. Helaas hadden ze wat vertraging, dus reden we eerst door naar Foumbot. Daar pakten we eerst een terrasje en gingen we ‘even een drankje doen’. Lisa en ik bestelden een Tango, dat is een soort rosébier. Natuurlijk kregen we, zoals gewoonlijk hier, een halve liter. Ik kreeg de laatste slokken met moeite weg. Maar toen kwam de serveerster plotseling met nog een zelfde rondje aan en kregen we dus nog een halve liter bier, zonder dat aan ons gevraagd werd of we dat wilden. Uh ja, we kunnen moeilijk zeggen dat we het niet willen als het al geopend is. Dus zaten we uiteindelijk met bijna een liter bier op (het laatste beetje ging er echt niet meer in) terug in de auto naar huis, want Riki had gekookt.
Thuis aten we het gerecht dat hier de plaatselijke trots is: fufu, ook wel couscous genoemd hier, maar het lijkt van geen kant op de couscous in Nederland. Het is een soort deegachtige massa, die je met je handen eet, in combinatie met fijngemalen watermeloenbladen en rundvlees. Het nagerecht was heerlijke zoete ananas, waar we niet echt van konden genieten, omdat we direct weer meegenomen werden de auto in, omdat we naar Baïgom, om Patty en haar ouders en vriend te ontvangen. Blijkbaar had Patty’s gastmoeder ook op ons gerekend met het eten, maar we konden echt niet meer. Uit beleefheid heb ik nog een hapje salade en een stukje watermeloen gegeten. Het was erg gezellig om de ouders en vriend van Patty even te zien en om even met ze te kletsen, maar we waren allemaal erg moe dus zijn niet heel erg lang gebleven. Op de terugweg reden we nog even langs de boulangerie die 24/7 open is om brood te halen voor het ontbijt, en daarna zijn we thuis heel snel ons bed in gedoken en hebben we lekker lang uitgeslapen.
We hebben nu net het ontbijt op. Geen omelet vandaag, want ze zijn hier ‘out of gas’, maar wel avocado, dus in ieder geval iets anders dan chocopasta op het brood. Vandaag wordt het waarschijnlijk weer een echte zondag: beetje wassen, beetje schrijven, beetje hangen en vanmiddag waarschijnlijk nog even naar de markt van Foumbot. Have a nice sunday!
Liefs,
Tess